Keizer Jozef II
Joseph II was een verlicht despoot (kort samengevat "Alles voor het volk, niets door het volk"). Het verlicht despotisme was in principe bedoeld in het voordeel van het volk (verlicht) maar in de praktijk was het vooral autoritair (despotisch) en niet altijd in het voordeel van het volk. Van meetaf aan tracht hij zoveel mogelijk allerlei binnen-kerkelijke zaken te onttrekken aan het gezag van de hiërarchie (paus en bisschoppen) en te onderwerpen aan de staat, en wordt daarom in de volksmond spottend de "de keizer-koster" genoemd. Jozef II heeft het vooral gemunt op de de zuiver contemplatieve kloosters, die hij bestempelt als nutteloos voor de samenleving en voor de Kerk - omdat ze niet bijdragen tot het welzijn van de medemens - én bovendien als schadelijk voor de gezondheid van de betrokkenen religieuzen. Ook de gewone dorpspastoor stond onder sterke controle. Alle inkomsten van gelden, alle wijzigingen in het kerkgebouw moesten aan zijn ambtenaren worden gemeld. Later, in 1784 verordende hij het verbod op het begraven binnen de bebouwde kom en de verplichting buiten de steden en de dorpskernen gemeentelijke begraafplaatsen aan te leggen.