Beroerde tijden
De jaren 1572-1580 staan als een der noodlottigste in de geschiedenis aangetekend. Zo verhalen de Mechelse kronieken: Op 4 april werd Mechelen door de calvinisten of staatsgezinden, onder leiding van kolonels Olivier Van den Tempel en John Norrits, verraderlijk ingenomen. De burgers en de kloosterlingen werden tot op hun hemd uit geplunderd. De burgers waren niet zoals in 1572 met de Spaanse furie gedurende drie of vier dagen, maar een gehele maand aan de grootste folteringen en mishandelingen blootgesteld. Niet alleen in kerken en kloosters, waarop de roekelozen bijzonder gebeten waren, bedreven zij de schandigste euveldaden, maar ook in burgerhuizen pleegden zij in hunne dolle razernij de afschrikkelijkste geweldadigheden. Het leven van priesters en burgers werd gerantsoeneerd en al wie de bepaalde somme geld niet aftellen kon, werd onmeedogend in de gevangenis geworpen. Door dit op rantsoen stellen zagen vele ingezetenen zich verplicht hun vaste goederen te verkopen, die destijds een zeer geringe waarde hadde, terwijl anderen daardoor tot de bedelzak gebracht werden. Ook Onze-Lieve-Vrouw-Waver bleef niet gespaard. Velen verlieten de streek of zochten bescherming in de schansen. Dit zijn plaatsen of hoeven omringd door brede grachten. De huidige Schranshoeve heeft er zijn naam aan te danken. Maar ook rond de kerk en het kerkhof lag toen een gracht waarbinnen de bewoners konden vluchten. Ook in deze tijd werd de kerk deerlijk beschadigd, en wat er nog van overbleef diende jarenlang als verblijfplaats voor mensen en dier, en voor op- en aftrekkende soldatenbenden. In deze tijden van oorlog en verwoesting maakten de toenmalige pastoors samen met zijn parochianen zeer moeilijke tijden mee. Zo lezen wij dat in goede tijden er 600 tot 700 communicerenden waren, terwijl dat door de troebelen herleid werd tot minder dan 100, "soe mans, vrouwen, kinderen als knaepen ende maerten, die bequam sijn om ter tafelen des Heeren te gaen." In deze woelige periode kende Waver verscheidene pastoors. De langst residerende is wel Joannes Domijns geweest. Van 1556 tot 1578 bestuurde deze geleerde Mechelaar, dokter in de godgeleerdheid, notaris en geschiedkundige de parochie. Bij gebrek aan priesters bediende hij ook de parochie te Putte. Toen men in het begin van de 17e eeuw aan de heropbouw van de kerk kon denken, moesten de tiendeheffers tussenkomen in de heropbouw van de kerk. Uit de gewone "kerkenimpost" kon 200 gulden ter beschikking worden gesteld. De Waveraars zagen dat dit hoegenaamd onvoldoende was en kwamen overeen, ten voordele van de kerk, een cijns te betalen op het bier dat in het dorp verbruikt zou worden. En vermits onze mensen in het verleden nogal herbergzaam waren, zal deze cijns heel wat opgebracht hebben. Rond 1610 doet men het nodige om een "ocktroeij te crijghen tot Brussel aen thof om de bieraccijns te heijsen, voor elcke tonne thien stuijvers, ende dat tot behoeff van de kercke". Er wordt een brug gelegd over "dwaeter vande kerckgracht", en voor de toren worden drie berkebomen gezaagd. Op de toren prijkt even later weer "tcruijs metten haen". Vele kunstenaars werken gestadig mee om de kerk vraai te maken en terug zijn oude allures te geven. Wanneer de meiboom op de kerk werd gestoken, trakteerde men de priesters, zangers en muzikanten, die van buijten gecomen sijn, op wit brood en bier. het was dus groot feest. Het kerkhof werd verder nog ge‘ffend en de waterschans rond de kerk gedeeltelijk gedicht. In de hof van de pastoor is lang nog een deel van deze gracht blijven bestaan. Davidsfonds O.-L.-V.-Waver: DFOLVWAVER